De olieprijs kende dinsdag een roerig verloop. Een vat Brent-olie kostte even meer dan 65 dollar, maar dat lijkt een belangrijke psychologische barrière.
Het nieuws dat het Britse oliebedrijf Ineos wekenlang een belangrijk pijplijnsysteem plat moest leggen vanwege een groter wordende scheur zorgde voor een stijging van de olieprijs. Het stilleggen van die pijplijn zorgt ervoor dat olievoorraden nog kleiner worden. Het aanbod wordt minder, dus ging de prijs dinsdag omhoog.
De olieprijs stond daardoor dinsdag even op het hoogste niveau sinds 2015, boven 65 dollar. Maar het halen van dat prijsniveau zorgde er uiteindelijk ook weer voor dat de olieprijs weer snel terugviel, schrijft The Wall Street Journal.
Want voor veel oliehandelaren blijkt de grens van 65 dollar een psychologische grens. Toen die overschreden werd, besloten veel beleggers volgens WSJ om winst te nemen op hun longposities, waarmee ze al tijden speculeerden op een stijging van de olieprijs.
Daarnaast besloten olieproducenten te hedgen en toekomstige productie nu vast voor de vastgestelde prijs van 65 dollar te verkopen. Daarmee lopen ze het risico toekomstige prijsstijgingen mis te lopen, maar weten ze zich wel verzekerd van een prijs van 65 dollar voor hun vaten olie, een prijsniveau waar ze dus blijkbaar tevreden mee zijn.
Wat is de nieuwe reden voor optimisme?
Om de olieprijzen verder te laten stijgen boven 65 dollar heeft de markt een nieuwe reden voor optimisme nodig. "De vraag is waar de nieuwe stieren vandaan komen", zegt energiestrateeg Michael Tran van RBC Capital Markets tegen WSJ.
Wat de olieprijs misschien kan helpen is dat Amerikaanse schalieproducenten steeds moeilijker tegenwicht kunnen bieden aan de lagere productie, die naast het onderhoud van de Britse pijplijnen natuurlijk komt door de OPEC-afspraken om minder te produceren.
Want ook de Amerikanen, die met hun schalietechnieken (fracking) olie niet diep uit de grond halen maar juist uit gesteente boren, staan steeds meer onder druk om winsten te boeken. De laatste jaren konden deze bedrijven juist naar hartenlust zoveel mogelijk olie oppompen en hielden ze op die manier de olieprijs ook laag in een poging de concurrentie uit Rusland en het Midden-Oosten uit de markt te prijzen.